You help make Hymnary.org possible. More than 10 million people from 200+ countries found hymns, liturgical resources and encouragement on Hymnary.org in 2025, including you. Every visit affirms the global impact of this ministry.

If Hymnary has been meaningful to you this year, would you take a moment today to help sustain it? A gift of any size—paired with a note of encouragement if you wish—directly supports the server costs, research work and curation that keep this resource freely available to the world.

Give securely online today, or mail a check to:
Hymnary.org
Calvin University
3201 Burton Street SE
Grand Rapids, MI 49546

Thank you for your partnership, and may the hope of Advent fill your heart.

Instance Results

Topics:bij+het+verklaren+van+den+heidelbergsen+catechismus
In:instances

Planning worship? Check out our sister site, ZeteoSearch.org, for 20+ additional resources related to your search.
Showing 1 - 10 of 80Results Per Page: 102050
Page scan

De Tien Geboden Des Heeren

Hymnal: Psalmen #G1 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van Gods wet; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van derde gebod; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van den eed; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van het vierde gebod; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van het vijfde gebod; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van het tiende gebod First Line: Mijn ziel, herdenk met heilig beven Scripture: Exodus 20:1-17 Languages: Dutch Tune Title: [Mijn ziel, herdenk met heilig beven]
Page scan

Het Gebed Des Heeren

Hymnal: Psalmen #G5 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van God; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de Voorzienigheid; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de noodzakelijkheid en vereisten des gebed; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de aansprak des gebeds; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de eerste bede; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de tweede bede First Line: O allerhoogste Majesteit Scripture: Matthew 6:9-13 Languages: Dutch Tune Title: [O allerhoogste Majesteit]
Page scan

Welzalig zijn d' oprechten van gemoed

Hymnal: Psalmen #119 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van den H. Geest; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de wederlegging der transsubstantiatie; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de noodzakelijkheid der goede werken; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de bekering; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van het zevende gebod; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de derde bede Scripture: Psalm 119 Languages: Dutch Tune Title: [Welzalig zijn d' oprechten van gemoed]
Page scan

Bede Bij Het Kruis

Hymnal: Psalmen #G16 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van den Middelaar; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands dood, begraving en nederdaling ter helle; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de noodzakelijkheid der goede werken; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de bekering; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de zesde bede First Line: God, enkel licht Languages: Dutch Tune Title: [God, enkel licht]
TextPage scan

Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij

Hymnal: Psalmen #22 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands lijden; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands dood, begraving en nederdaling ter helle; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de bekering Lyrics: 1 Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, En redt mij niet, terwijl ik zwoeg en strij;, En brullend klaag in d' angsten, die ik lij;, Dus fel geslagen? 't Zij ik, mijn God, bij dag moog' bitter klagen, Gij antwoordt niet; 't Zij ik des nachts moog' kermen, Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen In mijn verdriet. 2 'k Erken nochtans, Gij, Gij zijt heilig, HEER, En hebt U huis, den zetel Uwer eer, Bij Isrel, daar Uw lof klinkt keer op keer, In gunst doen bouwen. Op U stond vast der vaderen betrouwen; Gij zaagt hen aan; Gij hebt, wanneer z' in noden Tot U om hulp, vertrouwend, zijn gevloden, Hen bijgestaan. 3 U smeekten zij, van mensenhulp ontbloot, En zijn gered; zij hebben in hun nood Op U vertrouwd, van schaamte nimmer rood, Na hun gebeden. Maar ik,ik ben een worm, van elk vertreden; Een worm, geen man; Een spot en smaad van mensen, Dien 't boze volk, naar zijn baldadig wensen, Beschimpen kan. Pauze 1 4 Al wie mij ziet, bespot mij, boos te moê; Men schudt het hoofd, men steekt de lip mij toe. Daar ik 't gebed tot God vertrouwend doe, Moet ik nog horen: "Dat God, op wien hij steunt, hem gunstig' oren Verleen', hem redd'; Dat Dei nu hulp doe komen, En hem in wien Hij heeft Zijn lust genomen, In ruimte zett'." 5 Gij immers, HEER, gij zijt het, door wiens macht Ik uit den buik weleer ben voortgebracht; Aan's moeders borst vertrouwd' ik o Uw kracht Van ganser harte. Zij wierp mij reeds op U, in barenssmarte Gans onbevreesd; 'k Mocht nauw'lijks 't licht aanschouwen, Of Gij, Gij zijt, o grond van mijn vertrouwen, Mijn God geweest. 6 Wees dan mijn hulp; houd U niet ver van mij; Mij prangt de nood, benauwdheid is nabij; 'k Heb buiten U, daar ik zo bitter lij', Geen hulp te wachten. Een stierenheir uit Bazan, sterk van krachten, En fel verwoed, Omringt m' aan alle zijden; Mijn God, hoe zwaar, hoe smart'lijk valt dit lijden Voor mijn gemoed! 7 Zij rukken aan, met opgesperden mond, Gelijk een leeuw, al brullend in het rond. Ik vloei daarheen als waat'ren op den grond, Die zich verspreiden; Mijn beend'ren zijn in mij vaneen gescheiden. O dood'lijk uur! Wat hitte doet mij branden! Mijn hart is week, en smelt in d' ingewanden, Als was voor 't vuur. Pauze 2 8 Mijn kracht is, als een scherf, van sap beroofd, Mijn tong kleeft in mijn mond, door dorst gekloofd; Gij zult eerlang mij, door den dood, het hoofd In 't stof dem bukken. Want van rondom zie 'k handen samenrukken; Een muitgespan Heeft mij ter prooi verkoren, Mijn handen en mijn voeten doen doorboren, Zo fel het kan. 9 Mijn beend'ren kan ik tellen, één voor één. Hun boos gezicht beschouwt dit weltevreên; Z' ontzien zich niet, om met mijn tegenheên Hun geest te strelen, En onder zich mijn kleed'ren te verdelen; Verhard in 't kwaad Kan hun geen spel verdrieten; Zij werpen 't lot, wat ieder zal genieten Van mijn gewaad. 10 Maar Gij, o HEER, tot wien wijn ziel zich keert, Sta niet van ver; mijn God, die 't al regeert, Ai, haast U toch ter hulp; ik word verteerd Door al d' ellenden. Red mijne ziel van 't zwaard dier boze benden, Die schrikk'lijk woên; Ai, red haar uit hun handen, Daar z' eenzaam ducht't geweld des honds, wens tanden Haar sidd'ren doen. 11 Verlos mij van den leeuw, die woedt en tiert; Verhoor mij, HEER, en red mij van 't gediert', Da, sterk van hoorn, rondom mij henen zwiert, Mij staat naar 't leven, Dan wordt Uw naam door mij met roem verheven; 'k Zal Uwen lof Mijn broederen vertellen; 'k Heb, in Uw huis bij al mijn metegezellen Dan prijzensstof. Pauze 3 12 Gij, die God vreest, gij allen prijst den HEER: Dat Jakobs zaad Zijn groten naam vereer'; Ontzie Hem toch, o Israël, en leer Vertrouwend wachten. Wi mij veracht', God wou mij niet verachten, Noch oor noch oog Van mijn verdrukking wenden; Maar heeft verhoord, wanneer ik uit d' ellenden Riep naar omhoog. 13 Ik loof eerlang U in een grote schaar, En, wat ik U beloofd' in 't heetst gevaar, Betaal ik, op het heilig dankaltaar, Bij die U vrezen. 't Zachtmoedig volk zal rijk verzadigd wezen, Ten dis geleid. Wie God zoekt, zal Hem prijzen. Zo leev' Uw hart, door 's hemels gunstbewijzen, In eeuwigheid! 14 Eerlang gedenkt hieraan het wereldrond; Haast wendt het zich tot God met hart en mond; En, waar men ooit de wildste volken vond, Zal God ontvangen Aanbidding, eer en dankb're lofgezangen. Want Hij regeert, En zal Zijn almacht tonen; Hij heerst, zover de blindste heid'nen wonen, Tot hem bekeerd. 15 Wie vet is, eet, en knielt voor Isrels HEER; Wie 't stof bewoont, bukt mede voor Hem neer; En wie zijn ziel bij 't leven nu niet meer Heeft kunnen houden. Het vrome zaad van die op God betrouwden Zal, door Zijn kracht, Hem dienen, voor Hem leven; Het zal den HEER eens worden aangeschreven In 't nagelslacht. 16 Zij konen aan, door Godd'lijk licht geleid, Om 't nakroost, dat den HEER wordt toebereid, Te melden 't Heil van Zijn gerechtigheid En grote daden. Scripture: Psalm 22 Languages: Dutch Tune Title: [Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij]
Page scan

Berijming van de Twaalf Artilkelen des Geloofs

Hymnal: Psalmen #G6 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van het geloof; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de Schepping; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands zigging aan Gods rechterhand; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de Kerk First Line: 'k Geloof in God, den Vader, die 't heelal Languages: Dutch Tune Title: ['k Geloof in God, den Vader, die 't heelal]
Page scan

Te Deum

Hymnal: Psalmen #G23 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van Gods eniggeboren Zoon, onzen Heere; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands ontvangenis en geboorte; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands zigging aan Gods rechterhand; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de Kerk First Line: Wij loven U, o God! wij prijzen uwen naam! Languages: Dutch Tune Title: [Wij loven U, o God! wij prijzen uwen naam]
TextPage scan

Het ruime hemelrond

Hymnal: Psalmen #19 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de kennis der ellende uit de Wet; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de ongenoegzaamheid onzer goede werken voor God; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de noodzakelijkheid der wetprediking Lyrics: 1 Het ruime hemelrond Vertelt, met blijden mond, Gods eer en heerlijkheid; De held're lucht en 't zwerk Verkondigen Zijn werk, En prijzen Zijn beleid, Dus kan ons dag bij dag, Tot roem van Gods gezag, Zijn wonderen verhalen; Dus weet ons nacht bij nacht Zijn onbegrensde macht En wijsheid af te malen. 2 Hoe goddelijk en schoon Luidt deze hemeltoon! Daar is geen spraak, of oord, Daar is geen volk bekend, Dat, zelfs tot 's werelds end, Er heem'len stem niet hoort, Hun evenredigheid Heeft zich zo wijd verspreid, Hun rede klinkt zo krachtig, Dat z' al, wat d' aard' bewoont, Het merk eens Scheppers toont, Zo gunstrijk als almachtig. 3 God heeft voor 't grote licht, De zon, een tent gesticht, Van waar z' in 't blinkend kleed, En met een blij gelaat, Gelijk een bruigom gaat, Die uit zijn slaapzaal treedt. Z' is vrolijk, als een held, Die in 't bestemde veld Zijn vuur en vaart doet blijken; Zij heeft haar zwaai en spoor Den gansen hemel door; Niets kan haar gloed ontwijken. Pauze 4 Des HEEREN wet nochtans Verspreidt volmaakter glans, Dewijl zij 't hart bekeert. 't Is Gods getuigenis, Dat eeuwig zeker is, En slechten wijsheid leert. Wat Gods bevel ons zegt, Vertoont ons 't heiligst recht, En kan geen kwaad bedogen. Zijn wil, die 't hart verheugt, Eist zuiverheid en deugd, Verlicht de duist're ogen. 5 Des HEEREN vrees is rein; Zij opent een fontein Van heil, dat nooit vergaat. Zijn dierb're leer verspreidt Een straal van billijkheid, Daar z' all' onwarheid haat. Z' is 't mensdom meerder waard, Dan 't fijnste goud op aard'; Niets kan haar glans verdoven; Zij streeft in heilzaam zoet, Tot streling van 't gemoed, Den honig ver te boven. 6 Dus krijg ik van mijn plicht, O God, een klaar bericht. Wat is 't vooruitzicht schoon! Hij, die op U vertrouwt, Uw wetten onderhoudt, Vindt daarin groten loon. Maar, HEER, wie is de man, Die op 't nauwkeurigst kan Zijn dwalingen doorgronden? O Bron van 't hoogste goed, Was, reinig mijn gemoed Van mijn verborgen zonden. 7 Weerhoud, o HEER, Uw knecht, Dat hij zijn hart niet hecht; Aan dwaze hovaardij. Heerst die in mij niet meer, Dan leef ik tot Uw eer, Van grote zonden vrij. Laat U mijn tong en mond, En 's harten diepste grond, Toch welbehaag'lijk wezen. O HEER< die mij verblijdt, Mijn Rots en Losser zijt, Dan heb ik niets te vrezen. Scripture: Psalm 19 Languages: Dutch Tune Title: [Het ruime hemelrond]
Page scan

Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed

Hymnal: Psalmen #51 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van den oorsprong der ellende; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van den H. Doop; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van het zevende gebod; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van de vijfde bede Scripture: Psalm 51 Languages: Dutch Tune Title: [Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed]
Page scan

Halleluja! Lof Zij Het Lam

Hymnal: Psalmen #G18 (1933) Topics: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands dood, begraving en nederdaling ter helle; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands opstanding; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus Van des Heilands zigging aan Gods rechterhand First Line: Halleluja! Lof zij het Lam! Languages: Dutch Tune Title: [Halleluja! Lof zij het Lam!]

Pages


Export as CSV
It looks like you are using an ad-blocker. Ad revenue helps keep us running. Please consider white-listing Hymnary.org or getting Hymnary Pro to eliminate ads entirely and help support Hymnary.org.